In 1952 werd Willem Jansen zestig jaar. Ter gelegenheid hiervan werd voor hem een eretentoonstelling georganiseerd. Eerst vond deze plaats in Westzaan en werd vervolgd in Zaandam. Er was een grote publieke belangstelling en het werk van Willem en ook zoon Chris werd volop geprezen. De kunstenaars werden op handen gedragen. Verschillende ambtsdragers en vrienden spraken tijdens de opening. Ter gelegenheid hiervan sprak de heer K. van der Stadt: “Wat is het jammer dat een mens  met zulke gaven het zo moeilijk heeft”. Een rake typering voor het leven, werk en gezin van kunstenaar Willem Jansen. Hij sloot af met: “Hopelijk zal dan de levensavond van de kunstenaar wat zonniger zijn”. Tot die droeve dag in 1961 is dat gelukkig wel bewaarheid.

Biografie

Willem Jansen werd op 3 mei 1892 geboren in de Amsterdamse Rozenstraat, een smalle straat parallel aan de Rozengracht, vlakbij de Westerkerk. Al op jonge leeftijd werd duidelijk dat hij een bijzonder artistiek tekentalent had en wilde hij toen al kunstschilder worden. Zijn ouders ondersteunden en stimuleerden dit, wat in die tijd uitzonderlijk genoemd mag worden. In 1909 kwam hij op de Rijksschool voor Kunstnijverheid waar hij in twee jaar tot leraar werd opgeleid. Korte tijd volgde hij lessen aan de Rijksacademie.

Zijn aspiraties om vervolgens beroepskunstenaar te worden werden onderbroken door de dienstplicht. In 1911 en 1912 was hij onder meer in Ede gelegerd.

Na de dienstplicht werkte hij korte tijd in een atelier voor sierkunst. Later ontwierp Jansen ook wel meubels en interieurstukken. Vrij snel echter volgde Jansen zijn hart en koos voor een volledig vrij werken als kunstenaar. In 1914 sloot hij zich aan bij de Kunstenaarsvereniging St. Lucas. Hierdoor kwam hij in contact met vermaarde schilders zoals Sluyters, Van Dongen, Van Wijngaerdt  en vertegenwoordigers van bijvoorbeeld de Bergense School. Invloeden van het luminisme, fauvisme en het expressionisme zijn duidelijk in zijn werken uit die periode terug te vinden. Jansen was geboeid door deze ontwikkelingen en volgde dit op de voet. In 1920 zou hij zich ook aansluiten bij de Kunstenaarsvereniging De Onafhankelijken.

In deze omgeving werd het werk van de jonge Jansen gezien en gewaardeerd. En belangrijker nog; ook verkocht.

Helaas gooide het leger na de eerdere dienstplicht wederom roet in het eten. Jansen werd vanwege de Eerste Wereldoorlog gemobiliseerd en in Brabant gelegerd. Later zullen oorlogsperikelen het gezin nog eens in de weg zitten. Inmiddels had hij ook een relatie opgebouwd met Anny Kerkhoff (* 1893). Op 22 oktober 1915 traden ze in het huwelijk. Hun eerste zoon Wim werd geboren op 5 maart 1916.

Begin 1917 werd Jansen vanwege gezondheidsredenen bijzonder verlof verleend, en kon hij met zijn jonge gezin het leven als vrij kunstenaar weer oppakken.

In zijn schilderstijl wendde Jansen zich af van de uitbundige manier van schilderen waardoor hij eerder zo was geïnspireerd en richtte zich op een sober en soms romantische expressieve naturalisme. Hiermee speelde hij als beroepskunstenaar ook in op een vraag die er was. Sfeervolle taferelen met bijvoorbeeld kaarslicht of rode lampjes zal hij vele jaren blijven maken.

Op 16 juni 1918 werd de tweeling Chris en Joop geboren. Chris was geestelijk niet helemaal in orde en Joop zou zelfs verschillende perioden in Meer en Berg te Santpoort verblijven. De komst van deze twee zonen zouden het leven binnen het gezin Jansen ingrijpend veranderen.

In 1919 verhuisde het gezin voor het eerst naar de Zaanstreek en streek neer in Wormerveer. In deze periode begint Jansen ook met het lesgeven aan huis. Verschillende namen hebben voor kortere of langere tijd bij Jansen les gevolgd, zoals Cees Dekker, de vormgever van Verkade, Jan de Boer, Frans Mars, Rein Stuurman en Remmet Ouwejan.

Rond 1922 werd Jansen ook lid van Zaanse kunstenaarsvereniging De Zaankanters; in hetzelfde jaar had Jansen samen met Cornelis Koning een belangrijke tentoonstelling bij Heystee, Smit & Co in Amsterdam. De recensie was lovend en werd gesproken over “twee belangrijke en veelbelovende schilders.” Beide schilders werden gezien als nationale kunstenaars.

Jansen leefde hierbij in twee werelden. Enerzijds de vele zorgen met het gezin wat een teruggetrokken bestaan leidde, maar anderzijds de onuitputtelijke artistieke maar soms ook dromerige inspiratiebron om de ontroerende pracht van bomen, weilanden en luchten vast te leggen.

Desondanks was Jansen in de periode van de jaren 20 succesvol. Zo werd zijn ets van molen De Grootvorst in 1925 eervol de premieplaat voor St. Lucas. Hij was jaren actief als graficus en liet hiermee zien deze ambachtelijk artistieke activiteit tot in de puntjes te beheersen. Dit vakmanschap werd onder meer onderstreept met de aankoop van negen etsen door het Rijksprentenkabinet van het Rijksmuseum in Amsterdam. Terecht werd hij met dit werk, gekenmerkt door  onder meer een sterke stofuitdrukking, bewonderd.

In de opvolgende (crisis)jaren verhuisde het gezin meerdere keren; terug naar Amsterdam, weer naar Westzaan en woonde enkele jaren aan de Dubbele Buurt in Koog aan de Zaan, waar Jansen een kleine kunsthandel aan huis dreef. Deze vele verhuizingen zullen geen vrijwillige keuzes zijn geweest.

Midden jaren 30 aan de Dubbel Buurt begon ook de jonge Chris zich onder begeleiding van zijn vader als kunstenaar te manifesteren. Zijn vroegst bekende jeugdwerk komt uit deze periode. Aanvankelijk werkte hij in de voetsporen van zijn vader. Later echter zou hij een eigen stijl en opvatting ontwikkelen. Samen gingen ze erop uit om de polders en de molens vast te leggen. Vader Willem als de gerijpte romanticus; de jonge Chris als een gretige leerling vol complexe expressie. Ze zouden onafscheidelijke kunstbroeders worden.

In deze periode werd ook Jan geboren; de vierde zoon in het gezin.

De crisisjaren drukte zwaar op het gezin Jansen. Werkend als vrij kunstenaar in De Zaanstreek was een zwaar bestaan. Om voldoende werk te hebben richtte Jansen zich ook op het ontwerpen van kalenderbladen en maakte hij de illustraties voor de Hille-boeken “Zwerftochten door ons land”. Werken in opdracht had echter niet zijn passie; wanneer het even kon verkoos hij dit niet te doen.

Het buurtje aan de Dubbele Buurt moest plaatsmaken voor de uitbreiding van de industrie aan de Zaan en het gezin Jansen moest wederom verhuizen. Nu voerde de weg naar Elst bij Rhenen en werd ingetrokken in de pastorie aan de Rijksstraatweg 26. Ook de moeder van Willem ging mee; zij overleed daar in december 1938. Later voegde noodgedwongen ook Wim jr met zijn vrouw zich hierbij.  Het bleek daar een hachelijk bestaan in het onbekende, ver van de vertrouwde Zaanstreek. Niemand kende daar ook de kunstenaar Willem Jansen. De periode in Elst laat echter wel de doorontwikkeling van Chris als kunstenaar zien. Volledig levend voor de kunst, met net als zijn vader een voorkeur voor de natuur. Chris daarentegen tekende en schilderde dit met de directheid en ongeremdheid van een kind. Dit met een wat tastende en gejaagde penseelvoering, expressiever en vaak rauwer in zijn werk dan zijn vader.

In 1939 werd in Nederland de mobilisatie afgekondigd; de pastorie werd door het leger gevorderd en het gezin diende te vertrekken. Met een tussenstap naar het Singel in Amsterdam werd in 1942 terug naar Westzaan verhuisd. Aan de JJ Allanstraat 382 kon het gezin verder blijven wonen.

Ook voor het gezin Jansen waren de jaren van de Tweede Wereldoorlog zwaar. Meerdere keren werd Jansen werk in opdracht gegund; een type werk wat zoals opgemerkt zijn voorkeur als kunstenaar niet had maar het betaalde werk gaf weer brood op de plank. Ook werd er voedsel en andere benodigdheden geruild tegen schilderijen.

Direct na de oorlog werd de Kunstenaarsvereniging De Zaende opgericht. De beide Jansens sloten zich echter niet aan en verkozen verder hun eigen weg te gaan. Willem zocht als kunstenaar ook geen steun bij collega’s; Chris volgde zijn vader en leermeester. Het gezin leefde een zonderling en gesloten bestaan.

Begin jaren 50 kwam een belangrijk keerpunt. In 1952 werd Willem zestig jaar en velen vonden dit een goede gelegenheid om Willem, Chris en het gezin de verdiende aandacht te geven. Dit resulteerde in mei 1952 in een eretentoonstelling; eerst in de thuisbasis Westzaan die werd geopend door burgermeester Vijlbrief, gevolgd door een expositie in de Meufa fabrieken in Zaandam. Het evenement kreeg veel aandacht en genoot grote publieke belangstelling.

De aandacht deed beide kunstenaars goed. In de jaren die volgden werd in alle rust en op een teruggetrokken manier gewerkt; veelal ook in het zolderatelier “Het Hemeltje” van het woonhuis in Westzaan. Gezamenlijk trokken ze er in de Zaanstreek op uit en werden hiermee beeldbepalende karakteristieke figuren in het Zaanse straatbeeld. Vanuit huis werd er kunst verkocht en thuis werd er met onder meer muziekavonden genoten.

Op  maandag 17 juli 1961, een fris-warme zomerdag, overleed Chris plotseling op 43-jarige leeftijd. Een zware klap voor het gezin. De heer K. van de Stadt, die ook een van de sprekers was bij de opening van de eretentoonstelling in 1952: “Chris was een wonder. De avond voor zijn dood waren we nog bij ze thuis; hij stierf aan een hartaanval”.

Willem is deze klap ook als kunstenaar niet meer te boven gekomen, en heeft hij na deze droeve gebeurtenis nog maar weinig werk gemaakt. Een jaar later werd hij zeventig jaar en organiseerde een groep collega kunstenaars een jubileumtentoonstelling in Het Weefhuis in Zaandijk.

Langzamerhand ging zijn gezondheid achteruit. Hij kreeg hartproblemen en raakte zo nu en dan wat verward. Via het voormalige Sint Jan ziekenhuis in Zaandam belandde hij op 30 juni 1969 in een verzorgingstehuis in Hilversum. Hij overleed daar op 20 juli 1969. Op een bloedhete woensdag, 23 juli 1969, werd hij op de algemene begraafplaats in Westzaan begraven.