De Amsterdammer Sam van Beek (1878-1957) wordt aanvankelijk in het decoratieatelier van zijn vader opgeleid. Hij heeft, evenals zijn enkele jaren oudere broer Bernard van Beek, een ongewoon tekentalent en bezoekt hij enige jaren de Teekenschool voor Kunstambachten. Hij woont en werkt in Amsterdam en ook kort in Laren en Brugge.
Van Beek werkt als graficus, lithograaf, kunstschilder, tekenaar, aquarellist, illustrator en pastellist. Hij is lid van kunstenaarsverenigingen Arti et Amicitiae, Maatschappij Rembrandt en St. Lucas en jureert voor de prestigieuze St. Lucasprijs. Koningin Wilhelmina koopt in 1915 zijn werk Gezicht op het IJ te Amsterdam. Ook wordt door het Rijksprentenkabinet enkele tekeningen en stadsgezichten van zijn hand aangekocht.
Hij laat een gevarieerd oeuvre na, en is vooral bekend als begaafd schilder van exotische vogels en visschen. Zijn onderwerpen hiervoor vindt hij in Artis, waar hij ook zijn toekomstige echtgenote Bella Stroeve ontmoet. De Amsterdamse Bella is een ijverige Artis-bezoekster, bekend om haar tekeningen van apen.
In 1928 exposeert Van Beek, met andere kunstenaars die de Amsterdamse dierentuin als studieveld hebben, op een tentoonstelling in de Koningszaal van Artis. Op deze tentoonstelling, Het Dier in de Kunst, behoren Bella Stroeve en Herbert van der Poll ook tot de exposanten. Van der Poll heeft als lector aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam het schilderen van dieren tot een afzonderlijk kunstgebied ontwikkeld.